Deze vraag stelde ik in mijn laatste blog. Natuurlijk, het antwoord ligt voor de hand. Uiteindelijk is het een belangenkwestie. De eindgebruikers zijn nu eenmaal niet de investeerders. De investeerder weegt kosten af tegenover opbrengsten. Te vaak wordt dan een wettelijk minimum als ‘norm’ gehanteerd. Want investeerders weten: duurkoop is hier niet per se goede koop.
De kwestie comfort kun je vergelijken met je aankopen via internet van producten die jou precies moeten passen. Alleen die producten kun je retourneren indien ze na ontvangst niet goed passen, niet mooi staan of anderszins ongewenst zijn. In het geval van comfort is men overgeleverd aan datgene wat is aangebracht op basis van een ooit afgegeven eisenpakket. Daarbij moet men in die gerealiseerde ’comfortabele’ omgeving vaak dagelijks verkeren. Natuurlijk kunnen randvoorwaarden achteraf worden bijgesteld. Maar bij de meeste bijstellingen loopt het vaak uit op eindeloos laten aanpassen en repareren van comfortparameters. Al dat herstelwerk maakt het er vaak niet beter op. Misschien wel voor de één maar dan niet voor de ander.
Comfort levert beter rendement
Vele fabrikanten van klimatiseringsapparatuur voor gebouwen hebben al geprobeerd om, pseudowetenschappelijk, het comfortniveau tegen verhoogd productieniveau uit te zetten. Daarbij geldt ook dat de gegevens van die fabrikanten zijn gebaseerd op resultaten in een geconditioneerde proefopstelling. Een opstelling die mogelijk niet te vergelijken valt met de betrokken praktijksituatie. De relatie tussen ‘comfort’ en ‘productiviteit’ leidt daarom zelden tot een betrouwbaar ‘verdienmodel’ voor de investeerder of voor de organisatie van de gebouwgebruiker. Kortom er zijn geen bruikbare uitgangspunten die de productiviteit of effectiviteit van mensen kan relateren aan comfort. Terwijl ieder voor zich weet dat hier wel een verband tussen zit. Maar, daar zijn we weer, ieder voor zich.
Comfort is wetenschappelijk onderbouwd
Jawel, ook gerenommeerde wetenschappelijke instellingen hebben onderzoek gedaan op het gebied van comfort. Die instellingen hebben de mensen in kansverdelings-
grafieken onderverdeeld. Specifiek op terrein van comfortervaringen en niet die stap verder naar ‘rendement’. Er zijn onderzoeksresultaten verzameld die in Europese normen terecht zijn gekomen. Natuurlijk zijn we daarmee geholpen, het geeft algemeen geaccepteerde grenzen aan. Grenzen die door objectieve metingen kunnen worden vastgesteld en gecontroleerd. Het is een hele stap voorwaarts, maar die grenzen bieden nog steeds niet het hele comfortplaatje. Ze bestrijken een segment, een onderdeel van ons welbevinden. En dat ‘ons’ betreft dan ook een ‘verwacht aantal’ vanuit een kansverdeling. Voor jou als individu zou het juist dáár, op dat onderdeel, anders kunnen liggen.
Dus ons comfort is zeer persoonsgebonden en de ‘opbrengsten’ van een beter comfort zijn voor stakeholders onzeker. Noch is het recht op ‘comfort’ verankerd in bouwregelgeving. Daarom blijft het moeilijk. Want wie-o-wie, behalve wijzelf, zorgt dan voor een goed comfort?
Auteur: Onno Janse